Klanten en ex-klanten in het beeld: lees het verhaal van mensen die de voedselbank bezoeken.
Een kleine geschiedenis van een heel bijzonder huis.
Lees hier - in de vorm van een beknopt cultuurhistorisch sprookje - meer over het Rietveld-Schroderhuis in Utrecht.
Lees hier - in de vorm van een beknopt cultuurhistorisch sprookje - meer over het Rietveld-Schroderhuis in Utrecht.

Vergeten leed
Utrecht in staat van oorlog (1914-1918)
De Eerste Wereldoorlog is niet ongemerkt aan Nederland voorbij gegaan. Dit geldt met name voor de Zuidelijke provincies. Vanaf augustus 1914 kregen zij te maken met een enorme toestroom van vluchtelingen uit België. Minder bekend zijn de consequenties van de ‘Grote Oorlog’ voor andere delen van ons land. Bijvoorbeeld Utrecht. De mobilisatie, het grote aantal vluchtelingen en de voedselschaarste bepaalden achtereenvolgens het dagelijks leven van deze stad ‘in staat van oorlog’. En niet onbelangrijk, de Jaarbeurs ontsprong in deze tijd.
In juli 1914 mobiliseerde Nederland haar leger. Utrecht vervulde hierbij een sleutelrol door haar centrale ligging in het land én temidden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Eind juli 1914 bereidde ons land zch voor op mogelijke aanvallen. Een maand later verklaarde de Nederlandse regering alle strategisch gelegen gemeenten (waaronder Utrecht) in staat van oorlog. Dit gaf de de militaire leiding meer macht. Een maatregel met (grote) gevolgen voor de inwoners in deze gemeenten. Zo mocht men in Utrecht vanaf dat moment de domtoren niet meer beklimmen uit angst voor spionage. Verder werd het bezit van vuurwapens verboden en was jagen verboden. En bovenal: de verdedigingslinie moest schutsvrij gemaakt worden. Het leger vernietigde daarom een aantal houten huizen die de verdediging in de weg stonden. De ‘staat van oorlog’ werd op 14 oktober 1919 opgeheven, het jaar daarvoor was de demobilisatie ingezet.
Voormalig klooster
Het Nederlandse leger is kortom nooit daadwerkelijk in actie gekomen: “Hier geen ooorlog, eenige opluchting”, aldus de Utrechtse burgemeester Fockema Andrea in september 1914. Niettemin beinvloedden de oorlogsjaren de domstad sterk. De wisselende bestemmingen van het Catherijneconvent tussen 1914 en 1918 illustreren dit. Anno 2014 huisvest dit gebouw in het hart van Utrecht een nationaal museum voor christelijke kunst, cultuur en geschiedenis. Het pand dateert uit de 15e eeuw en werd als klooster gebouwd. Vervolgens deed het dienst als ziekenhuis. Vanaf het einde van de 19e eeuw gebruikte de studenten scherm- en turnvereniging Olympia de refter (eetzaal) als oefenzaal. Tot medio 1914.
Gesloten kazerne
In de eerste maanden van de mobilisatie (juni tot en met augustus 1914) vonden vele militairen onderdak in het Catherijneconvent. Deze ongewone locatie voor militairen was het gevolg van een eerder besluit om de enige infanteriekazerne in Utrecht te sluiten en te ontruimen. Saillant detail: dit besluit werd begin juli 1914 genomen. Naast het Catherijneconvent, stelden ook Utrechters zelf hun huis beschikbaar. De aanwezigheid van militairen leidde langzaamaan tot spanningen in de stad. Dit kwam vooral door de groeiende onvrede bij de krijgsmannen zelf: over het slechte eten, de marginale rantsoenen, hun vochtige onderkomens en de ongelijke verlofregeling. Zo mocht elke soldaat om de paar weken één à twee dagen met verlof. Uitgezonderd waren degenen die om economische redenen thuis niet gemist konden worden. Een deel van de manschappen kon zo weken achtereen thuis doorbrengen. In totaal verbleven zo’n 10.000 militairen in de eerste oorlogsjaren in en rondom Utrecht
Gevluchte buren
De ingekwartierde militairen in het Catherijneconvent, moesten vanaf oktober 1914 alweer plaatsmaken voor nieuwe bewoners: vluchtelingen uit België. Tussen 1914 en 1915 verbleven hier meer dan 200 Belgen. De toestroom komt vanaf 4 augustus 1914 - met de inval van Duitsland in België - op gang en piekt in oktober dat jaar: na de val van Antwerpen op 9 oktober. Uiteindelijke vluchtten meer dan een miljoen Belgen naar ons land. Een zesde van de toenmalige Nederlandse bevolking. Het Belgenmonument op de Amersfoortse Berg herinnert nog steeds aan de exodus van onze zuiderburen. De Zuidelijke provincies vingen in eerste instantie de vluchtelingen op. Vanwege de omvang was dit ontoereikend en ontstonden er ook opvang- en interneringskampen in andere gemeenten. De gemeente Utrecht telde in 1915 2.802 vluchtelingen (inwoneraantal: 121.317). Een groot deel van hen keerde snel terug op verzoek van Nederland én hun eigen land.
Voedselschaarste
Tussen 1917 en 1918 was het Catherijneconvent een distributieplaats van de Centrale Keuken. Maaltijden werden hier centraal bereid. Inwoners konden deze tegen gereduceerd tarief kopen. Toenemende voedselschaarste ging aan deze voorziening vooraf. Na de Levensmiddelenwet uit 1914, die prijsopdrijving moest voorkomen en uitvoer van voedsel moest beperken, kwam in 1916 de Distributiewet. Gemeenten kregen hiermee een grotere verantwoordelijkheid voor de verstrekking van voedsel. Hierdoor bleef de voedselschaarste in beginsel beperkt. Maar dit veranderde snel. Begin 1917 viel de internationale handel stil als gevolg van de Duitse duikbotenoorlog en de inmenging van de VS aan de oorlog. Vanaf dat moment (april 1917) werd de invoer van broodgranen, veevoer en kunstmest vrijwel onmogelijk. Broodkaarten moesten tot een goede verdeling van het beschikbare voedsel leidden. Toch ontstonden al gauw rellen: in 1917 door een tekort aan aardappelen, in 1918 door een tekort aan brood. De gemeente Utrecht probeerde de honger het hoofd te bieden door een aantal varkens te kopen. Hierdoor bleef de stad relatief lang over vlees beschikken.
Jaarbeurs
De oorlogsjaren leverden de stad Utrecht ook wat op. De nijpende voedseltekorten, stil liggende internationale handel en groeiende werkloosheid dwongen tot nieuwe initiatieven. Zo werd, om de nationale handel een impuls te geven, in 1916 de Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland opgericht. In 1917 organiseerden zij de eerste Jaarbeurs in Utrecht - wederom vanwege haar centrale ligging. De voormalige Fruithal en Korenbeurs op het Vredenburg en het Janskerkhof vormden het podium. De eerste Jaarbeurs duurde twee weken en trok zo’n 150.000 bezoekers. Er namen 690 firma’s aan deel. Na de tweede editie in het voorjaar van 1918, vestigde de vereniging zich definitief in Utrecht. Vanaf 1921 namen ook internationale deelnemers aan de beurs deel. Pas na de tweede wereldoorlog ontstond de huidige, bekende, locatie aan de Croeselaan.
De oorlog in beeld
Vanaf 28 maart 2014 besteedt het Utrechts Archief uitgebreid aandacht aan deze periode met de expositie “Utrecht tijdens de Eerste Wereldoorlog”. Zie voor meer informatie: http://www.hetutrechtsarchief.nl. Bij de totstandkoming van dit artikel is dankbaar geput uit het Themanummer ‘Utrecht in de Eerste Wereld-oorlog’ (december 2008), van de Vereniging Oud-Utrecht.
Utrecht in staat van oorlog (1914-1918)
De Eerste Wereldoorlog is niet ongemerkt aan Nederland voorbij gegaan. Dit geldt met name voor de Zuidelijke provincies. Vanaf augustus 1914 kregen zij te maken met een enorme toestroom van vluchtelingen uit België. Minder bekend zijn de consequenties van de ‘Grote Oorlog’ voor andere delen van ons land. Bijvoorbeeld Utrecht. De mobilisatie, het grote aantal vluchtelingen en de voedselschaarste bepaalden achtereenvolgens het dagelijks leven van deze stad ‘in staat van oorlog’. En niet onbelangrijk, de Jaarbeurs ontsprong in deze tijd.
In juli 1914 mobiliseerde Nederland haar leger. Utrecht vervulde hierbij een sleutelrol door haar centrale ligging in het land én temidden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Eind juli 1914 bereidde ons land zch voor op mogelijke aanvallen. Een maand later verklaarde de Nederlandse regering alle strategisch gelegen gemeenten (waaronder Utrecht) in staat van oorlog. Dit gaf de de militaire leiding meer macht. Een maatregel met (grote) gevolgen voor de inwoners in deze gemeenten. Zo mocht men in Utrecht vanaf dat moment de domtoren niet meer beklimmen uit angst voor spionage. Verder werd het bezit van vuurwapens verboden en was jagen verboden. En bovenal: de verdedigingslinie moest schutsvrij gemaakt worden. Het leger vernietigde daarom een aantal houten huizen die de verdediging in de weg stonden. De ‘staat van oorlog’ werd op 14 oktober 1919 opgeheven, het jaar daarvoor was de demobilisatie ingezet.
Voormalig klooster
Het Nederlandse leger is kortom nooit daadwerkelijk in actie gekomen: “Hier geen ooorlog, eenige opluchting”, aldus de Utrechtse burgemeester Fockema Andrea in september 1914. Niettemin beinvloedden de oorlogsjaren de domstad sterk. De wisselende bestemmingen van het Catherijneconvent tussen 1914 en 1918 illustreren dit. Anno 2014 huisvest dit gebouw in het hart van Utrecht een nationaal museum voor christelijke kunst, cultuur en geschiedenis. Het pand dateert uit de 15e eeuw en werd als klooster gebouwd. Vervolgens deed het dienst als ziekenhuis. Vanaf het einde van de 19e eeuw gebruikte de studenten scherm- en turnvereniging Olympia de refter (eetzaal) als oefenzaal. Tot medio 1914.
Gesloten kazerne
In de eerste maanden van de mobilisatie (juni tot en met augustus 1914) vonden vele militairen onderdak in het Catherijneconvent. Deze ongewone locatie voor militairen was het gevolg van een eerder besluit om de enige infanteriekazerne in Utrecht te sluiten en te ontruimen. Saillant detail: dit besluit werd begin juli 1914 genomen. Naast het Catherijneconvent, stelden ook Utrechters zelf hun huis beschikbaar. De aanwezigheid van militairen leidde langzaamaan tot spanningen in de stad. Dit kwam vooral door de groeiende onvrede bij de krijgsmannen zelf: over het slechte eten, de marginale rantsoenen, hun vochtige onderkomens en de ongelijke verlofregeling. Zo mocht elke soldaat om de paar weken één à twee dagen met verlof. Uitgezonderd waren degenen die om economische redenen thuis niet gemist konden worden. Een deel van de manschappen kon zo weken achtereen thuis doorbrengen. In totaal verbleven zo’n 10.000 militairen in de eerste oorlogsjaren in en rondom Utrecht
Gevluchte buren
De ingekwartierde militairen in het Catherijneconvent, moesten vanaf oktober 1914 alweer plaatsmaken voor nieuwe bewoners: vluchtelingen uit België. Tussen 1914 en 1915 verbleven hier meer dan 200 Belgen. De toestroom komt vanaf 4 augustus 1914 - met de inval van Duitsland in België - op gang en piekt in oktober dat jaar: na de val van Antwerpen op 9 oktober. Uiteindelijke vluchtten meer dan een miljoen Belgen naar ons land. Een zesde van de toenmalige Nederlandse bevolking. Het Belgenmonument op de Amersfoortse Berg herinnert nog steeds aan de exodus van onze zuiderburen. De Zuidelijke provincies vingen in eerste instantie de vluchtelingen op. Vanwege de omvang was dit ontoereikend en ontstonden er ook opvang- en interneringskampen in andere gemeenten. De gemeente Utrecht telde in 1915 2.802 vluchtelingen (inwoneraantal: 121.317). Een groot deel van hen keerde snel terug op verzoek van Nederland én hun eigen land.
Voedselschaarste
Tussen 1917 en 1918 was het Catherijneconvent een distributieplaats van de Centrale Keuken. Maaltijden werden hier centraal bereid. Inwoners konden deze tegen gereduceerd tarief kopen. Toenemende voedselschaarste ging aan deze voorziening vooraf. Na de Levensmiddelenwet uit 1914, die prijsopdrijving moest voorkomen en uitvoer van voedsel moest beperken, kwam in 1916 de Distributiewet. Gemeenten kregen hiermee een grotere verantwoordelijkheid voor de verstrekking van voedsel. Hierdoor bleef de voedselschaarste in beginsel beperkt. Maar dit veranderde snel. Begin 1917 viel de internationale handel stil als gevolg van de Duitse duikbotenoorlog en de inmenging van de VS aan de oorlog. Vanaf dat moment (april 1917) werd de invoer van broodgranen, veevoer en kunstmest vrijwel onmogelijk. Broodkaarten moesten tot een goede verdeling van het beschikbare voedsel leidden. Toch ontstonden al gauw rellen: in 1917 door een tekort aan aardappelen, in 1918 door een tekort aan brood. De gemeente Utrecht probeerde de honger het hoofd te bieden door een aantal varkens te kopen. Hierdoor bleef de stad relatief lang over vlees beschikken.
Jaarbeurs
De oorlogsjaren leverden de stad Utrecht ook wat op. De nijpende voedseltekorten, stil liggende internationale handel en groeiende werkloosheid dwongen tot nieuwe initiatieven. Zo werd, om de nationale handel een impuls te geven, in 1916 de Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland opgericht. In 1917 organiseerden zij de eerste Jaarbeurs in Utrecht - wederom vanwege haar centrale ligging. De voormalige Fruithal en Korenbeurs op het Vredenburg en het Janskerkhof vormden het podium. De eerste Jaarbeurs duurde twee weken en trok zo’n 150.000 bezoekers. Er namen 690 firma’s aan deel. Na de tweede editie in het voorjaar van 1918, vestigde de vereniging zich definitief in Utrecht. Vanaf 1921 namen ook internationale deelnemers aan de beurs deel. Pas na de tweede wereldoorlog ontstond de huidige, bekende, locatie aan de Croeselaan.
De oorlog in beeld
Vanaf 28 maart 2014 besteedt het Utrechts Archief uitgebreid aandacht aan deze periode met de expositie “Utrecht tijdens de Eerste Wereldoorlog”. Zie voor meer informatie: http://www.hetutrechtsarchief.nl. Bij de totstandkoming van dit artikel is dankbaar geput uit het Themanummer ‘Utrecht in de Eerste Wereld-oorlog’ (december 2008), van de Vereniging Oud-Utrecht.
Maart 2014, L.Paauw-Fikkert (tekst en afbeelding)
Al het haar moet weg: taboe in Oost doorbroken?
Februari 2014, in opdracht van de Oostkrant, zie ook http://www.oostkrant.com/oostkrant_201403.pdf.
Stadslandbouw ontkiemt in Oost
‘Door de vele regen afgelopen tijd, schiet alles uit de grond’, vertelt Robbert Jongerius, jongste telg van de Utrechtse hoveniersfamilie. Ik sta bij de tuinen van de Koningshof, een stadslandbouwproject aan de Koningsweg. In de kassen van de Koningshof vertellen twee initiatiefnemers, Robbert Jongerius en Akke Bink-Wiegersma, gepassioneerd over hun ontkiemende project.
Stadslandbouw, het zelf verbouwen van groente en fruit in de stad, is populair. ‘We leven in een tijd waarin behoefte is aan een bewuste, gezonde leefwijze’, aldus Bink. ‘Stadslandbouwprojecten spelen hierop in. Maar ook de crisis draagt bij: mensen zoeken een betaalbaar alternatief voor natuurwinkels’.
Beschermd door de forten
De Koningshof, gelegen tussen de Lunet Forten en de sportvelden van Kampong, is decennia lang in gebruik en beheer als tuindersgebied door de familie Jongerius. Door de Kringenwet, die bouw verbood in het schootsveld van een fort, bleef de agrarische bestemming van het gebied behouden. De intrede van voorverpakte én gesneden groenten in supermarkten maakte 15 jaar geleden echter een eind aan het succes van het tuindersbedrijf.
Tuinders 2.0
De Uithoflijn en uitdijende sportverenigingen bedreigden het braak liggende terrein aan de Koningsweg. Happyland Collective wilde dit cultuurhistorische stuk land bewaren. Caroline Steel, grondlegger van de Stadslandbouw, haalde een aanvankelijke sceptische vader Jongerius over. Voor hem is de nieuwe invulling van zijn land nog wel even wennen. ‘Hij moet lachen wanneer hij ziet dat wij – onwetend - ontkiemende spinazie wegharken’, vertelt Jongerius.
Kennisoverdracht centraal
Begin 2013 startte het project Koningshof met vier tuinen. Bewoners uit Utrecht-Oost zijn hiervoor zorgvuldig geselecteerd op leeftijd, achtergrond en passie. Het resultaat is een gevarieerd gezelschap: van studenten tot gezinnen. Iedereen kweekt voor eigen gebruik en is zelf verantwoordelijk voor het onderhouden. Voor hun tuin en een plekje in de kas betaalden zij de Koningshof. Bink en Jongerius coachen de tuineigenaren, daarbij staat kennisoverdracht centraal. ‘Laatst stond ik sla in te planten. Kinderen kwamen mij vragen wat ik aan het doen was. Ik heb hen uitleg gegeven en gezamenlijk hebben we twee ‘lijntjes’ geplant, de derde hebben ze zelf ingeplant! Daar doe je het voor’, aldus Jongerius.
De toekomst van de Koningshof
De Koningshof biedt meer dan de tuinen. ‘Dit jaar willen we een lezingenreeks organiseren voor belangstellenden, bijvoorbeeld over de bereiding van voedsel’, vertelt Jongerius. De toekomst en uitbreiding van de Koningshof is onderwerp van gesprek met de gemeente. ‘We zijn afhankelijk van vergunningen en het bestemmingsplan. Daarnaast loopt een subsidieaanvraag’ zegt Bink. Ideeën voor de Koningshof zijn er genoeg. ‘Maar, we overhaasten niet. Uitbreiding vraagt immers ook meer faciliteiten’, besluit Jongerius.
Over de initiatiefnemers van de Koningshof
De Koningshof is een initiatief van Happyland Collective; een collectief van landschapsarchitecten. Zij willen traditionele hovenierskennis over de voedselteelt in theorie en praktijk overbrengen. ‘We zoeken vanuit onze achtergrond en opleiding naar een verbinding met onze eigen leefomgeving’, aldus Jongerius. De Koningshof is voor Bink en Jongerius een welkome afwisseling met hun reguliere bureauwerk.
‘Door de vele regen afgelopen tijd, schiet alles uit de grond’, vertelt Robbert Jongerius, jongste telg van de Utrechtse hoveniersfamilie. Ik sta bij de tuinen van de Koningshof, een stadslandbouwproject aan de Koningsweg. In de kassen van de Koningshof vertellen twee initiatiefnemers, Robbert Jongerius en Akke Bink-Wiegersma, gepassioneerd over hun ontkiemende project.
Stadslandbouw, het zelf verbouwen van groente en fruit in de stad, is populair. ‘We leven in een tijd waarin behoefte is aan een bewuste, gezonde leefwijze’, aldus Bink. ‘Stadslandbouwprojecten spelen hierop in. Maar ook de crisis draagt bij: mensen zoeken een betaalbaar alternatief voor natuurwinkels’.
Beschermd door de forten
De Koningshof, gelegen tussen de Lunet Forten en de sportvelden van Kampong, is decennia lang in gebruik en beheer als tuindersgebied door de familie Jongerius. Door de Kringenwet, die bouw verbood in het schootsveld van een fort, bleef de agrarische bestemming van het gebied behouden. De intrede van voorverpakte én gesneden groenten in supermarkten maakte 15 jaar geleden echter een eind aan het succes van het tuindersbedrijf.
Tuinders 2.0
De Uithoflijn en uitdijende sportverenigingen bedreigden het braak liggende terrein aan de Koningsweg. Happyland Collective wilde dit cultuurhistorische stuk land bewaren. Caroline Steel, grondlegger van de Stadslandbouw, haalde een aanvankelijke sceptische vader Jongerius over. Voor hem is de nieuwe invulling van zijn land nog wel even wennen. ‘Hij moet lachen wanneer hij ziet dat wij – onwetend - ontkiemende spinazie wegharken’, vertelt Jongerius.
Kennisoverdracht centraal
Begin 2013 startte het project Koningshof met vier tuinen. Bewoners uit Utrecht-Oost zijn hiervoor zorgvuldig geselecteerd op leeftijd, achtergrond en passie. Het resultaat is een gevarieerd gezelschap: van studenten tot gezinnen. Iedereen kweekt voor eigen gebruik en is zelf verantwoordelijk voor het onderhouden. Voor hun tuin en een plekje in de kas betaalden zij de Koningshof. Bink en Jongerius coachen de tuineigenaren, daarbij staat kennisoverdracht centraal. ‘Laatst stond ik sla in te planten. Kinderen kwamen mij vragen wat ik aan het doen was. Ik heb hen uitleg gegeven en gezamenlijk hebben we twee ‘lijntjes’ geplant, de derde hebben ze zelf ingeplant! Daar doe je het voor’, aldus Jongerius.
De toekomst van de Koningshof
De Koningshof biedt meer dan de tuinen. ‘Dit jaar willen we een lezingenreeks organiseren voor belangstellenden, bijvoorbeeld over de bereiding van voedsel’, vertelt Jongerius. De toekomst en uitbreiding van de Koningshof is onderwerp van gesprek met de gemeente. ‘We zijn afhankelijk van vergunningen en het bestemmingsplan. Daarnaast loopt een subsidieaanvraag’ zegt Bink. Ideeën voor de Koningshof zijn er genoeg. ‘Maar, we overhaasten niet. Uitbreiding vraagt immers ook meer faciliteiten’, besluit Jongerius.
Over de initiatiefnemers van de Koningshof
De Koningshof is een initiatief van Happyland Collective; een collectief van landschapsarchitecten. Zij willen traditionele hovenierskennis over de voedselteelt in theorie en praktijk overbrengen. ‘We zoeken vanuit onze achtergrond en opleiding naar een verbinding met onze eigen leefomgeving’, aldus Jongerius. De Koningshof is voor Bink en Jongerius een welkome afwisseling met hun reguliere bureauwerk.
Juni 2013, L. Paauw-Fikkert (in opdracht van de Oostkrant, zie ook www.oostkrant.com)
Click here to edit.

Haak aan en vier de Vrede van Utrecht
Dit jaar viert de stad het 300 jarig bestaan van de Vrede van Utrecht. De Utrechtse wijken staan centraal tijdens het midzomernachtweekend. De voorbereidingen hiervoor zijn in volle gang. Laat u Oost ook schitteren?
Op 11 april 1713 tekenen Europese diplomaten de Vrede van Utrecht. Het verdrag maakt een einde aan twee eeuwen oorlog. Het is een unieke gebeurtenis: tot die tijd kwam vrede vooral op het slagveld tot stand.
Midzomerwijkenweekend
Op 21, 22 en 23 juni vieren alle Utrechtse wijken de Vrede. Dit wijkenweekend begint op vrijdag: “Vanuit vier windstreken trekken muzikale en
beeldende parades naar het Lucas Bolwerk. Daar maken de paradegangers gezamenlijk eten en muziek”, vertelt Pieternel Linssen, cultuurmakelaar van stichting Cultuur in Oost. Deze stichting organiseert de optocht voor Oost. “Verpleeghuis Swellengrebel, diverse scholen, activiteitencentrum De Wilg en De Wijde Doelen, koren, muzikanten en wijkbewoners doen mee aan de parade”, aldus Linssen.
Een Mobiele Oase
Het verpleeghuis Swellengrebel op de Burgemeester Fockema Andreaelaan krijgt in de parade een eigen gezicht via kunstenares Elaine Vis.
“Ouderen kunnen bij uitstek het begrip vrede op waarde schatten”, aldus Vis. Ze ontwerpt speciaal voor deze gelegenheid een ‘Mobiele Oase’:
gebreide en gehaakte uitvergrote kamerplanten op scootmobielen en rolstoelen. “De historische functie van Oost als groentetuin, de liefde
van ouderen voor hun vensterbank, de kennis van handwerk en de symboolwaarde van planten (vergankelijkheid) komen zo samen.”
Het Swellengrebel laat geen steek vallen
Sinds 4 maart werken bewoners, vrijwilligers en buurtgenoten iedere maandag van 13:30 tot 15:30 uur in Swellengrebel aan de ‘Mobiele
Oase’. In juni breien ze er letterlijk en figuurlijk een punt aan. Iedereen is van harte welkom om een bijdrage te leveren! Haakt u (breiend) aan of heeft u nog wat wol thuis liggen? Het Swellengrebel kan uw hulp goed gebruiken!
Midzomerwijkenweekend
Op 21, 22 en 23 juni vieren alle Utrechtse wijken de Vrede. Dit wijkenweekend begint op vrijdag: “Vanuit vier windstreken trekken muzikale en
beeldende parades naar het Lucas Bolwerk. Daar maken de paradegangers gezamenlijk eten en muziek”, vertelt Pieternel Linssen, cultuurmakelaar van stichting Cultuur in Oost. Deze stichting organiseert de optocht voor Oost. “Verpleeghuis Swellengrebel, diverse scholen, activiteitencentrum De Wilg en De Wijde Doelen, koren, muzikanten en wijkbewoners doen mee aan de parade”, aldus Linssen.
Een Mobiele Oase
Het verpleeghuis Swellengrebel op de Burgemeester Fockema Andreaelaan krijgt in de parade een eigen gezicht via kunstenares Elaine Vis.
“Ouderen kunnen bij uitstek het begrip vrede op waarde schatten”, aldus Vis. Ze ontwerpt speciaal voor deze gelegenheid een ‘Mobiele Oase’:
gebreide en gehaakte uitvergrote kamerplanten op scootmobielen en rolstoelen. “De historische functie van Oost als groentetuin, de liefde
van ouderen voor hun vensterbank, de kennis van handwerk en de symboolwaarde van planten (vergankelijkheid) komen zo samen.”
Het Swellengrebel laat geen steek vallen
Sinds 4 maart werken bewoners, vrijwilligers en buurtgenoten iedere maandag van 13:30 tot 15:30 uur in Swellengrebel aan de ‘Mobiele
Oase’. In juni breien ze er letterlijk en figuurlijk een punt aan. Iedereen is van harte welkom om een bijdrage te leveren! Haakt u (breiend) aan of heeft u nog wat wol thuis liggen? Het Swellengrebel kan uw hulp goed gebruiken!
Maart 2013, L. Paauw-Fikkert - afbeelding: Cultuur in Oost (in opdracht van de Oostkrant)
Station Vaartsche Rijn
In 2010 zijn de werkzaamheden voor Station Vaartsche Rijn gestart. Opnieuw een rigoureuze ingreep in de Watervogelbuurt. In de jaren ‘50 ging de Oosterkade tegen de vlakte en in de jaren ‘80 werd het spoor verbreed. Hoe ervaren omwonenden anno 2012 de nieuwbouw van dit station? In 2007 spreken omwonenden mee over het ontwerp. Online reacties variëren van ‘afgrijselijk’ tot ‘geheel positief’. Vijf jaar later is men - met enige terughoudendheid - tevreden over het design: “Het ontwerp op zich is mooi, de match met de buurt is voor mij nog onduidelijk”, aldus een bewoner van de Brugsteeg. Overlast De bouwwerkzaamheden geven weinig geluidsoverlast. Wel ondervinden omwonenden hinder van de wegafzettingen en het bouwverkeer. Daarnaast zorgen trillingen voor scheuren in omliggende huizen. Ter voorkoming van claims komen de aannemer, ProRail en de gemeente alle gebreken fotograferen, zo geven verschillende omwonenden aan. Tijdens een weekend met hevige (hei)werkzaamheden, overnachten de inwoners van de Pelikaanstraat in hotel Mitland. Andere omwonenden krijgen ter compensatie een dinerbon. Woonwinkel Nijade, op de Oosterkade, kampt met teruglopende klandizie: “De bouw gecombineerd met de crisis is erg ongunstig voor ons.” Informatievoorziening De informatievoorziening verloopt goed: “ProRail houdt ons bizar goed op de hoogte en ook de gemeente informeert ons regelmatig per post”, aldus een bewoner van het Tolsteegplantsoen. Deze informatie bereikt niet altijd woonwinkel Nijade: “Updates vernemen we via kranten.” Naast de formele berichtgeving zijn de ontwikkelingen sinds januari 2012 te volgen via Twitter (www.twitter.com/StationVrij). Tegenover de ‘nette, prettige’ wijze van communiceren van ProRail, staat een uiterst kritische houding richting de gemeente: een bewoner van de Pelikaanstraat voelt zich nauwelijks gehoord maar heeft toch “de illusie dat er door onze acties en bezwaren nu een tram komt in plaats van een busbaan.” Meerwaarde Door de geplande geluidswal verwachten bewoners aan de Pelikaanstraat - waar het gesprek met de bewoner regelmatig stokt door voor denderende treinen - in de toekomst minder geluidsoverlast. Onduidelijkheden bestaan over het nut: “Waarom komt er een station zo vlakbij het Centraal Station?” vraagt een bewoner op de Albatrosstraat zich af. Desondanks verwacht zij dat het station de buurt een positieve impuls geeft: “De buurt heeft straks gewoon meer te bieden. De wijk wordt onderdeel van het centrum, zoals het acht jaar geleden al bedoeld is.” Het station moet in 2015 in gebruik zijn, in 2020 passeren er naar verwachting dagelijks 24 treinen per uur. Maart 2012, L. Paauw-Fikkert (in opdracht van de Oostkrant) - afbeelding Gemeente Utrecht
|
Winter past obligatielening aan
Loek Winter past het uitgifteprogramma voor obligaties aan. “We gaan professionaliseren. We laten een accountantscontrole uitvoeren en we kiezen ervoor een vergunning aan te vragen bij de AFM,” aldus Winter. Beleggers kunnen straks met kleinere bedragen (vanaf 5000 euro) deelnemen. In een eerder bericht geeft Winter aan de stukken verhandelbaar te maken aan de Amsterdamse beurs. Aan deze stap kleven nogal wat kosten – zo’n twee ton – en deze kosten staan volgens Winter nu niet in verhouding met de beoogde maximum lening. ‘In een latere fase, wanneer er voldoende volume is, gaan we de stukken mogelijk verhandelen aan de effectenbeurs’ aldus Winter nu. Aanvankelijk wilde Winter coupures van 50.000 euro, met een looptijd van 5 jaar, tegen een rente van 6,25% uitgeven. Met dit bedrag bleef Winter onder de grens van het toezicht door de AFM. Volgens van Stephan van de Vusse, directeur van de Healthcare Finance Group, is ongeveer 60% van de belangstellenden voor de eerste lening afkomstig uit het persoonlijke netwerk en/of de zorg (bestuurders, medisch specialisten). Met de opbrengst van de lening wil Winter drie nieuwe focusklinieken openen. Opmerkelijk genoeg blijkt het voornemen om de stukken te verhandelen aan de effectenbeurs van de baan. ‘In een latere fase, wanneer er voldoende volume is, gaan we de stukken mogelijk verhandelen aan de effectenbeurs’ aldus Winter nu. Het verhandelen van de effecten aan de beurs heeft als voordeel dat het bereik en de liquiditeit van de obligaties toeneemt. ‘Mede met het oog op de transparante opstelling die gepaard gaat met een dergelijke stap, lijkt het een interessant plan’, zo stelt ook Arjan Boonekamp, partner van Independent Capital Partners, specialist op het gebied van corporate finance. Een lange termijn visie is echter essentieel aangezien er nogal wat kosten kleven aan de toegang tot de beurs. Deze kosten – zo’n twee ton – staan volgens Winter nu niet in verhouding met de beoogde maximum lening. Juni 2011, L. Paauw-Fikkert (in opdracht, niet gepubliceerd).
|