![]() Getagd in een Facebook bericht: een heuse nominatie om een week lang muziek online te zetten. Ergens geeft het mij een ouderwets kettingbrief gevoel. Toch plaats ik het bericht op mijn tijdlijn - net als vroeger zal ik niet de ‘verbrekende schakel’ zijn. Na mijn eerste ambivalente reactie, sluit ik zeven dagen later uitermate enthousiast af met Robin Schulz. Heel wat emoties en herinneringen passeerden afgelopen week de revue. Boeiend om weer even zo bewust de kracht van muziek te ervaren. Ook al is er nog veel niet bekend, dat er een nauwe link is tussen klank en affect staat als een paal boven water. Muziek luisteren activeert bepaalde hersendelen en zorgt voor de aanmaak van dopamine. Niet zo verrassend dat muziek een therapeutische functie heeft gekregen: het biedt uitkomst bij het uiten, verdragen én reguleren van emoties. Neuroloog Oliver Sacks beschrijft in zijn boek Musicofilia enkele wonderlijke effecten en toont zo de deels ongrijpbare impact van muziek op de hersenen. Evolutionair gezien zouden wij muziek maken én waarderen vanuit voortplantings-perspectief. Net als dieren dus, zo redeneerde Darwin. Anno 2015 kan ik een menselijke lokroep niet echt (meer) plaatsen. Het verklaart wel waarom mensen idolaat kunnen zijn van een artiest. Daarnaast verbindt muziek mensen. Het zorgt voor een collectief wat de overlevingskans van een groep versterkt. Het meelallen tijdens WK-wedstrijden komt zo opeens in een heel ander daglicht te staan. Voor mij is het bewust nummers uitzoeken en luisteren expliciet herinneringen - geuren, mensen, gedachten, activiteiten - ophalen. Je gemoedstoestand kleurt vanzelfsprekend de manier waarop je muziek vervolgens ervaart. Evenals de context factoren (locatie en tijdstip). Maar ook de klanken zelf - het tempo, de toonsoort, melodie en instrumenten - beïnvloeden je beleving. Daarbij blijkt het volume de allergrootste invloed te hebben. Denkend aan de keren dat ik zwelgend in zelfmedelijden het Requiem van Mozart opzet - en direct doorskip naar Agnus Dei - kan ik dat laatste wel plaatsen: hoe harder hoe beter.
0 Comments
![]() “Mooi zo’n jaarlijkse retraite. En wat doe je maandelijks, wekelijks én dagelijks om je balans te houden?” Lekker dan. Met lichte trots vertel ik mijn collega over het belang van rust, reflectie en balans. En dat ik mijzelf daarom - als kers op de taart - jaarlijks een ‘mini retraite’ gun. Maar de crux zit ‘m natuurlijk zijn opmerking: hoe incorporeer je de mooie woorden en filosofieën in je dagelijks ritme. Onder het mom ‘denk groot, begin klein’ besloot ik een jaar geleden elke dag te starten met de Zonnegroet. Dan had ik mijn dagelijkse rust moment in ieder geval al een beetje getackeld. Leek mij simpel én heilzaam voor lichaam en geest. Kwestie van een kwartiertje eerder opstaan en niet in een reflex gelijk onder de douche springen. Detail was dat ik hier in december mee begon. Het leidde tot heel wat innerlijke discussies: donkere kamer en koud matje versus warm nestje. Een jaar later blijft het aantrekkelijk om nog even te snoozen. Alleen ga ik vervolgens later naar werk in plaats van dat ik mijn yoga momentje oversla. Zo’n nieuwe routine inbouwen klinkt eenvoudig - gewoon een kwestie van doen - maar vraagt behoorlijk wat: bewustzijn, doorzettingsvermogen, tijd, oefening, herhaling, herhaling en nog meer herhaling. En bovenal loslaten van oud gedrag - voor mij de grootste uitdaging. Het gaat erom dat je een nieuwe respons eigen maakt oftewel, een nieuwe neurale verbinding aanmaakt. Het gebaande ‘pad’, die fijne, vertrouwde snelweg, sluit je af. In plaats daarvan verken je een nieuw, hobbelig, ongemakkelijk en vooral onbekend paadje waarvan je nog niet precies weet wat het je brengt. Uit zelfbehoud is de oude weg, je bekende reflectie/gedrag, zoveel veiliger. En bovendien vaak automatisch en dus makkelijker. Pas als de nieuwe route echt 'uitgesleten' is, kan de oude snelweg in verval raken. Verdwijnen doet hij echter nooit. De meningen over hoeveel tijd het kost om nieuw gedrag aan te leren verschillen nogal: van drie weken tot 66 dagen. Zelf ben ik altijd uit gegaan van 64 dagen - onafgebroken. Eén keer een terugval en je bent weer terug bij af. Bij mij staat de teller sinds vanochtend op 2. Ik ben mijn ochtendsessie aan het uitbreiden met de vijf Tibetanen. “Kijk mijn ‘kipfiletjes’ zijn echt strakker” riep een vriendin een tijdje geleden terwijl ze naar haar armen wees. Meer argumenten heb ik niet nodig. Nu eens kijken hoe ik daar 's ochtend over blijf denken. Nog tweeënzestig dagen. ![]() Het duurt even. Of beter gezegd een heel uur. Zo'n 15 toeristen verzamelen zich in de hoop minimaal één oerang-oetang te zien. Na vijf minuten verschijnen de eerste telefoons. Er is hier nog bereik. Verzonken in het beeldscherm verstrijkt de tijd. Na zo'n vijftien minuten begint het gekuch en gefluister. En groupe stil zijn is ongemakkelijk. Niet veel later volgt de eerste selfie fotoshoot #nogsteedsgeenoerangoetanggezien. Daarna eindeloze 'herstelacties' voor een beter resultaat: de andere kant van het gezicht en dat ene plukje haar net wat anders gedrapeerd. We zijn inmiddels ruim een half uur verder en er is geen aap te bekennen. Na een uur druipt iedereen af - velen met telefoon in de hand. Deze situatie schoot mij vorige week weer te binnen toen ik las over een Zweeds initiatief. Een verkeersbord waarschuwt mensen voor ‘smartphone gestaar’. Beetje paradoxaal: verzonken in de nieuwste Instagram posts is voor zo'n bord nou net géén aandacht. Maar het onderstreept wel hoe wij - wereldwijd - vastgelijmd zitten aan onze telefoons en tablets. En hoe weinig aandacht er daardoor is voor de omgeving. Zelf betrap ik me er ook regelmatig op: wachtend op de bus, in de rij voor de kassa of tijdens een verloren momentje in de kroeg grijp ik, in een reflex, naar mijn telefoon. Even een Instagrammetje van dit fijne kaasplankje op een doodgewone dinsdagavond. En dan wachten op het eerste oplichtende oranje bolletje. “Angst om iets te missen”, “bij blijven” en “nieuwsgierigheid”: allemaal argumenten om online te zijn - en te blijven. De echte verklaring zit volgens de (media)psychologie in de behoefte om ons eigen geluk te meten. Daar hebben wij anderen voor nodig. We vergelijken ons met vrienden en bepalen zo onze status - geestelijk en materieel. Dit doen we offline én online. Met de kanttekening dat online levens continu geweldig zijn waardoor het werkelijke leven - wachtend op een bus - per definitie ‘minder’ is. Los van het vergelijken, is er nog een heel simpel mechanisme dat het gebruik van sociale media verklaart: we willen onszelf uiten. Daar maken wij endorfine mee aan - het befaamde ‘gelukshormoon’. Ook bij een like - een bevestiging - krijgen we een shotje. Dat ene Instagram fotootje is zo een kwestie van instant geluk. Lekker voor de korte termijn. Op de langere termijn vermindert social media onze concentratie en creativiteit. En de gevolgen van jezelf voortdurend vergelijken zijn ook uit te tekenen. Daartegenover staat het snel kunnen opzoeken én delen van informatie. Het gaat dan ook niet om een verlangen naar een offline maatschappij. Wel om bewustwording van ons gedrag en de gevolgen daarvan. En het besef dat oprechte aandacht soms iets anders vraagt: je telefoon, tablet en/of laptop even links laten liggen. Gewoon even offline dus. Hoe simpel kan het zijn. Een dag met jezelf - niets meer en niets minder. |
ArchivesCategories |